Használati útmutató HP ENVY 6

HP Jegyzetfüzet ENVY 6

Olvassa el alább 📖 a magyar nyelvű használati útmutatót HP ENVY 6 (98 oldal) a Jegyzetfüzet kategóriában. Ezt az útmutatót 3 ember találta hasznosnak és 2 felhasználó értékelte átlagosan 4.5 csillagra

Oldal 1/98
Gebruikershandleiding
© Copyright 2012 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Microsoft en Windows zijn
in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Het SD-logo is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, april 2012
Artikelnummer: 683020-331
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid dat op de plaats van
aankoop geldt.
Neem contact op met het lokale
verkooppunt (de verkoper) als u meer
informatie wilt of als u een verzoek om
volledige restitutie van het aankoopbedrag
van de computer wilt indienen.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Direct aan de slag ........................................................................................................................................... 1
Beste praktijken .................................................................................................................................... 1
Leuk om te doen ................................................................................................................................... 2
Meer hulpmiddelen van HP .................................................................................................................. 3
2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4
Hardware- en softwaregegevens zoeken ............................................................................................. 4
Rechterkant .......................................................................................................................................... 5
Linkerkant ............................................................................................................................................. 7
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 9
Bovenkant .......................................................................................................................................... 10
Touchpad ........................................................................................................................... 10
Lampjes ............................................................................................................................. 11
Knop, luidsprekers en subwoofer ...................................................................................... 12
Toetsen .............................................................................................................................. 13
Onderkant ........................................................................................................................................... 14
Labels ................................................................................................................................................. 15
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................ 16
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 17
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 17
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 17
HP Connection Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) ...................... 18
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 18
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 18
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 19
Draadloos netwerk installeren ........................................................................... 20
Draadloze router configureren .......................................................................... 20
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 20
Verbinding maken met een WLAN .................................................................... 21
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken ......................................... 22
v
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 23
Aansluiten op een lokaal netwerk (LAN) ............................................................................ 23
4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken ..................................................................................................... 24
Webcam gebruiken ............................................................................................................................ 26
Audio gebruiken ................................................................................................................................. 26
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 26
Hoofdtelefoons aansluiten ................................................................................................. 26
Microfoon aansluiten .......................................................................................................... 26
Beats Audio gebruiken ....................................................................................................... 26
Configuratiescherm Beats Audio openen .......................................................... 27
Beats Audio in- en uitschakelen ........................................................................ 27
Geluid controleren ............................................................................................................. 27
Video gebruiken ................................................................................................................................. 28
HDMI-tv of monitor aansluiten ........................................................................................... 28
Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv) ................................................. 29
Intel Wireless Display gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................... 29
Audio- en videobestanden beheren ................................................................................................... 29
5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken ............................................................................................ 30
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 31
Toetscombinatie alt gr gebruiken ....................................................................................... 31
Actietoetsen gebruiken ...................................................................................................... 31
Hotkeys gebruiken ............................................................................................................. 32
Touchpad gebruiken ........................................................................................................................... 34
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................... 34
Touchpad gebruiken ........................................................................................................................... 35
Touchpad uit- of inschakelen ............................................................................................. 36
Navigeren .......................................................................................................................... 37
Selecteren .......................................................................................................................... 37
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................... 38
Schuiven ........................................................................................................... 39
Knijpen/zoomen ................................................................................................ 39
Draaien .............................................................................................................. 40
Snelle veegbeweging ........................................................................................ 40
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 41
Slaapstand of sluimerstand gebruiken ............................................................................................... 42
Slaapstand activeren of beëindigen ................................................................................... 42
Sluimerstand activeren en beëindigen ............................................................................... 43
vi
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand ........................................... 44
Energiemeter gebruiken ..................................................................................................................... 45
Energiebeheerschema selecteren ...................................................................................................... 46
Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 47
Accugegevens opzoeken ................................................................................................... 47
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 47
Lage acculading herkennen ............................................................................................... 48
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 49
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen) ....................................................................................... 50
Inhoud van de software vernieuwen (alleen bepaalde modellen) ...................................................... 51
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 51
7 Gegevens beheren en delen ........................................................................................................................ 52
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 52
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 53
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 53
USB-apparaat met eigen voeding aansluiten .................................................................... 54
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen ..................................................................................... 55
8 Computer onderhouden ............................................................................................................................... 56
Prestaties verbeteren ......................................................................................................................... 56
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................ 56
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................................... 56
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................. 57
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 58
Computer schoonmaken .................................................................................................................... 59
Beeldscherm, zijkanten en beeldschermdeksel schoonmaken ......................................... 59
Touchpad en toetsenbord schoonmaken .......................................................................... 59
Op reis met de computer of uw computer verschepen ....................................................................... 60
9 Computer en gegevens beveiligen .............................................................................................................. 61
Beveiligingssoftware zoeken .............................................................................................................. 61
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 62
Windows-wachtwoorden instellen ...................................................................................... 62
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen ..................................................................... 63
Internetbeveiligingssoftware gebruiken .............................................................................................. 63
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................... 64
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................ 64
Software-updates installeren .............................................................................................................. 64
Windows-beveiligingsupdates installeren .......................................................................... 64
vii
Software-updates van HP en derden installeren ............................................................... 65
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................................................ 65
Back-up maken van applicaties en gegevens .................................................................................... 65
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken ......................................................................................... 65
10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................. 67
Setup Utility (BIOS) starten ................................................................................................................ 67
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 67
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 67
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 68
Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................................................. 69
11 Back-ups maken en herstellen .................................................................................................................. 70
Back-up maken .................................................................................................................................. 70
Herstelmedia maken voor het herstellen van het originele systeem ................................. 70
Wat u nodig heeft .............................................................................................. 70
Herstelmedia maken ......................................................................... 71
Systeemherstelpunten maken ........................................................................................... 71
Wat u nodig heeft .............................................................................................. 71
Systeemherstelpunt maken ............................................................................... 71
Back-ups van systeem en persoonlijke gegevens maken ................................................. 72
Tips voor maken van succesvolle back-up ....................................................... 72
Wat u nodig heeft .............................................................................................. 72
Back-up maken met het hulpprogramma Back-up maken en terugzetten
van Windows ..................................................................................................... 73
Herstellen ........................................................................................................................................... 74
Eerder systeemherstelpunt herstellen ............................................................................... 74
Specifieke bestanden herstellen ........................................................................................ 74
Specifieke bestanden met het hulpprogramma Back-up maken en
terugzetten van Windows herstellen ................................................................. 74
Originele systeem met HP Recovery Manager herstellen ................................................. 74
Wat u nodig heeft .............................................................................................. 75
Herstellen met behulp van de HP herstelpartitie (alleen bepaalde
modellen) .......................................................................................................... 75
Herstellen met behulp van herstelmedia ........................................................... 76
Opstartvolgorde van de computer wijzigen ...................................... 76
12 Specificaties ................................................................................................................................................ 77
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 77
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 78
viii
13 Problemen oplossen en ondersteuning ................................................................................................... 79
Problemen oplossen ........................................................................................................................... 80
Problemen met draadloze verbinding ................................................................................ 80
Kan geen verbinding maken met WLAN ........................................................... 80
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk .................................. 80
Huidige netwerkbeveiligingscodes niet beschikbaar ......................................... 81
WLAN-verbinding is erg zwak ........................................................................... 82
Kan geen verbinding maken met de draadloze router ...................................... 82
Netwerkstatuspictogram wordt niet weergegeven ............................................ 82
Problemen met audio ......................................................................................................... 83
Problemen met energiebeheer .......................................................................................... 83
Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 83
Problemen met lage acculading verhelpen wanneer een externe
voedingsbron beschikbaar is ............................................................ 83
Problemen met lage acculading verhelpen wanneer geen
voedingsbron beschikbaar is ............................................................ 83
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 84
14 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 85
Index ................................................................................................................................................................... 86
ix
x
1 Direct aan de slag
Deze computer is een krachtig hulpmiddel dat ontworpen is om uw werk en entertainment te
verbeteren. Lees dit hoofdstuk om het beste te halen uit uw computer. Lees over beste praktijken na
de installatie, over leuke dingen die u met uw computer kunt doen, en waar u meer hulpmiddelen van
HP kunt vinden.
Beste praktijken
Om uw slimme investering te beschermen raden wij u na het installeren en registreren van uw
computer aan de volgende stappen uit te voeren:
Als u dat nog niet gedaan heeft, verbind uw computer dan met een bekabeld of draadloos
netwerk. Raadpleeg Verbinding maken met een netwerk op pagina 16 voor meer informatie.
Leer de hardware en software van uw computer kennen. Raadpleeg Vertrouwd raken met de
computer op pagina 4 en Entertainmentvoorzieningen gebruiken op pagina 24 voor meer
informatie.
Update of koop de antivirussoftware. Raadpleeg Antivirussoftware gebruiken op pagina 64
voor meer informatie.
Maak een back-up van uw vaste-schijfeenheid op herstelschijven of een herstel-flashstation.
Raadpleeg Back-ups maken en herstellen op pagina 70.
Beste praktijken 1
Leuk om te doen
U weet dat u op uw computer een YouTube-video kunt bekijken. Maar wist u ook dat u uw
computer op een tv kunt aansluiten en de video op tv kunt bekijken? Raadpleeg HDMI-tv of
monitor aansluiten op pagina 28 voor meer informatie.
U weet dat u op uw computer naar muziek kunt luisteren. Maar wist u ook dat u live radio naar
uw computer kunt streamen en naar muziek of praatprogramma's van over de hele wereld kunt
luisteren? Raadpleeg Audio gebruiken op pagina 26.
U weet dat u met Microsoft-applicaties een krachtige presentatie kunt maken. Maar wist u dat u
de computer ook op een projector kunt aansluiten om uw ideeën met een groep te delen? Zie
HDMI-tv of monitor aansluiten op pagina 28.
2 Hoofdstuk 1 Direct aan de slag
Meer hulpmiddelen van HP
U heeft Installatie-instructies al gebruikt om uw computer in te schakelen en deze handleiding te
zoeken. Gebruik deze tabel voor productinformatie, instructies en meer.
Bron Inhoud
Installatie-instructies Overzicht van computerinstallatie en -functies.
Help en ondersteuning
Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning. Ga voor meer
informatie naar de website van HP. Voor
ondersteuning in de VS gaat u naar http://
www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde
ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/
country/us/en/wwcontact_us.html.
Een uitgebreide verzameling productinformatie en tips voor
het oplossen van problemen.
Handleiding voor veiligheid en comfort
Om toegang te krijgen tot deze handleiding, selecteert
u Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen, of gaat u naar
http://www.hp.com/ergo.
Werkstation correct installeren.
Richtlijnen voor een werkhouding en werkgewoontes die het
comfort verbeteren en het risico van letsel beperken.
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid.
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar http://www.hp.com/support voor
ondersteuning in uw taal.
Online chatten met een technicus van HP.
Ondersteuning via e-mail.
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning opzoeken.
Een servicecentrum van HP opzoeken.
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Om toegang te krijgen tot deze gids, selecteert u Start
> Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen.
Belangrijke kennisgevingen over voorschriften.
Beperkte garantie*
Om toegang te krijgen tot de garantie, selecteert u
Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen, of gaat u naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Specifieke garantie-informatie over deze computer.
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor landen/regio's waar de garantie niet in
drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments of
schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het label met het serienummer) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Meer hulpmiddelen van HP 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Hardware- en softwaregegevens zoeken
Selecteer Start > Computer.
Er verschijnt een lijst met alle apparaten die op de computer zijn geïnstalleerd, waaronder
optischeschijfeenheden of een secundaire vaste schijf.
Als u wilt weten welke software vooraf op uw computer geïnstalleerd is, selecteert u Start > Alle
programma's.
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Bevestigingspunt voor een
beveiligingskabel
Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: van de beveiligingskabel moet in de eerste
plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening
kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt
gebruikt of wordt gestolen.
(2) Audio-ingang (microfoon) Hierop sluit u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoon of monomicrofoon aan.
(3) Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop sluit u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset
of een televisie-audiokabel aan.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset gebruikt. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie
over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende
informatie over veiligheid.
OPMERKING: wanneer u een extern audioapparaat
aansluit op de hoofdtelefoonuitgang, worden de
computerluidsprekers uitgeschakeld.
(4) USB 2.0-oplaadpoort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan. Via de USB
2.0-oplaadpoort kunnen ook bepaalde types mobiele
telefoons en MP3-spelers worden opgeladen, zelfs
wanneer de computer uit staat.
OPMERKING: via een USB-oplaadpoort (ook wel "USB-
poort met eigen voeding" genoemd) kunnen aangesloten
USB-apparaten worden opgeladen. Via standaard USB-
poorten worden niet alle USB-apparaten opgeladen of ze
worden opgeladen met een lage bedrijfsstroom. Sommige
USB-apparaten moeten worden gevoed en vereisen het
gebruik van een poort met eigen voeding.
OPMERKING: zie USB-apparaat gebruiken
op pagina 52 voor informatie over de verschillende types
USB-poorten.
Rechterkant 5
Onderdeel Beschrijving
(5) Lampje van de netvoedingsadapter Wit: de netvoedingsadapter is aangesloten en de accu
is opgeladen.
Oranje: de netvoedingsadapter is aangesloten en de
accu wordt opgeladen.
Uit: de computer werkt op gelijkstroomvoeding.
(6) Netvoedingsconnector Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
(2) HDMI-poort Hiermee sluit u de computer aan op een optioneel video- of
audioapparaat, zoals een high-definition televisietoestel en
andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
(3) USB 3.0-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan. Deze
poorten zorgen voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: zie USB-apparaat gebruiken
op pagina 52 voor informatie over de verschillende types
USB-poorten.
(4) Digitalemediaslot Ondersteunt de volgende types digitale kaarten:
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
Secure Digital Extended Capacity-geheugenkaart
(SDxC)
Secure Digital High Capacity-geheugenkaart (SDHC)
Ultra High Speed MultiMediaCard (UHS/MMC)
Linkerkant 7
Onderdeel Beschrijving
(5) Lampje van de vaste schijf Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: de interne vaste schijf is tijdelijk geparkeerd
met HP 3D DriveGuard.
OPMERKING: raadpleeg HP 3D DriveGuard
gebruiken (alleen bepaalde modellen) op pagina 56
voor informatie over HP 3D DriveGuard.
(6) Aan/uit-lampje Wit: de computer staat aan.
Wit knipperend: de computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: bij bepaalde modellen is de
voorziening Intel® Rapid Start Technology
ingeschakeld in de fabriek. Rapid Start Technology
stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren
als die zich in een inactieve toestand bevindt. Zie
Slaapstand of sluimerstand gebruiken op pagina 42
voor meer informatie.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne beeldschermschakelaar Wanneer u het beeldscherm dichtdoet terwijl de computer aan
staat, wordt deze schakelaar ingedrukt. Daardoor wordt het
beeldscherm uitgeschakeld en de slaapstand geactiveerd.
OPMERKING: de interne beeldschermschakelaar is niet
zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
(2) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's,
wireless local-area networks).
(3) Interne microfoons (2) Hiermee kunt u geluid opnemen.
(4) Lampje van de webcam Aan: de webcam is in gebruik.
(5) HP TrueVision HD-webcam Met de webcam kunt u video opnemen, foto's maken, en
videoconferenties houden en online chatten door video te
streamen.
Om de webcam te gebruiken, selecteert u Start > Alle
programma's > Communicatie en chatten > CyberLink
YouCam.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Deze voorschriften vindt u in Help en
ondersteuning.
Beeldscherm 9
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop van het touchpad Hiermee schakelt u het touchpad in of uit.
(2) touchpadlampje Aan: het touchpad is uit.
Uit: het touchpad is aan.
(3) touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer op het scherm (ook wel
"cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het
scherm selecteren of activeren.
(4) Linker touchpadknop Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(5) Rechter touchpadknop Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-lampje Wit: de computer staat aan.
Wit knipperend: de computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: bij bepaalde modellen is de
voorziening Intel® Rapid Start Technology
ingeschakeld in de fabriek. Rapid Start Technology
stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren
als die zich in een inactieve toestand bevindt. Zie
Slaapstand of sluimerstand gebruiken op pagina 42
voor meer informatie.
(2) Lampje Geluid uit Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(3) Lampje voor draadloze communicatie Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een WLAN-apparaat en/of een
Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
Oranje: alle apparaten voor draadloze communicatie
zijn uitgeschakeld.
(4) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
(5) touchpadlampje Aan: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
Bovenkant 11
Knop, luidsprekers en subwoofer
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/
uit-knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: als u op de aan/uit-knop drukt en deze
ingedrukt houdt, gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Microsoft® Windows® geen effect hebben, houdt u de
aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de
computer uit te schakelen.
OPMERKING: bij bepaalde modellen is de voorziening
Intel® Rapid Start Technology ingeschakeld in de fabriek.
Rapid Start Technology stelt u in staat de computer snel
opnieuw te activeren als die zich in een inactieve toestand
bevindt. Zie Slaapstand of sluimerstand gebruiken
op pagina 42 voor meer informatie.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en
beveiliging > Energiebeheer of raadpleeg Energiebeheer
op pagina 41 als u meer wilt weten over de instellingen
voor energiebeheer.
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(3) HP Triple Bass Reflex subwoofer Produceert superieure lage tonen.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de b-toets, de
spatiebalk of de esc-toets om veelgebruikte
systeemfuncties uit te voeren.
(3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
OPMERKING: bij bepaalde modellen wordt met de
actietoets f5 de voorziening voor
stralingsachtergondverlichting van het toetsenbord uit- of
ingeschakeld.
(5) Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de
aanwijzer staat.
Bovenkant 13
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt. De labels bevinden zich op eenvoudig toegankelijke locaties.
Label met serienummer: biedt belangrijke informatie, waaronder:
OPMERKING: dit label kan er iets anders uitzien dan het in dit gedeelte afgebeelde label.
Onderdeel
(1) Productnaam
(2) Serienummer
(3) Productnummer
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen)
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de ondersteuning. Het label
met het serienummer bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Certificaat van Echtheid van Microsoft®: bevat de Windows-productcode. U kunt de productcode
nodig hebben wanneer u een update van het besturingssysteem wilt uitvoeren of problemen met
het systeem wilt oplossen. Het Certificaat van Echtheid van Microsoft bevindt zich aan de
onderkant van de computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: Deze labels bevatten
informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een
aantal landen/regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik. Als uw
computermodel is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de
computer voorzien van een of meer van deze certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig
hebben wanneer u de computer in het buitenland gebruikt. Labels met keurmerken voor
apparatuur voor draadloze communicatie bevinden zich aan de onderkant van de computer.
Labels 15
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt uw computer meenemen waar u ook naar toe gaat. Maar zelfs thuis kunt u de wereld
verkennen en de informatie van miljoenen websites ontsluiten met uw computer en een bekabelde of
draadloze netwerkverbinding. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u met die wereld in contact
komt.
16 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local area network): hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in bedrijfsruimtes,
bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels en universiteiten.
In een WLAN communiceert het mobiele apparaat voor draadloze communicatie in uw computer
met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Raadpleeg de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer
informatie over de technologie voor draadloze communicatie.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
U kunt de apparaten voor draadloze communicatie in de computer op een van de volgende manieren
in- of uitschakelen:
Knop voor draadloze communicatie of schakelaar voor draadloze communicatie (in deze
handleiding knop voor draadloze communicatie genoemd)
HP Connection Manager (Verbindingsbeheer), software
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (Witwanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Als het lampje voor
draadloze communicatie Wit brandt, is ten minste een draadloos apparaat ingeschakeld. Als het
lampje voor draadloze communicatie Uit is, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie
uitgeschakeld.
OPMERKING: op sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie Oranje als
alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen. De afzonderlijke apparaten voor draadloze communicatie kunnen worden in- en
uitgeschakeld via HP Connection Manager.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging
van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de
volgende:
computers (desktopcomputer, notebookcomputer, pda)
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde gsm/pda's (smartphones))
imagingapparaten (printers, camera's)
geluidsapparatuur (hoofdtelefoons, luidsprekers)
muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Voor meer informatie
over de configuratie en het gebruik van Bluetooth-apparaten raadpleegt u de Help bij de Bluetooth-
software.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Er zijn 2 soorten bekabelde verbindingen: lokaal netwerk (LAN) en verbinding via een modem. Een
LAN-verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem die gebruik
maakt van een telefoonkabel. Beide kabels worden zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! sluit geen modemkabel of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector,
om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Aansluiten op een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u uw computer rechtstreeks op een router in uw huis wilt aansluiten
(in plaats van draadloos werken), of als u uw computer thuis op een bestaand netwerk wilt aansluiten.
Voor aansluiting op een bekabeld netwerk heeft u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat, dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord, sluit u de kabel aan op de computer met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 23
4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Gebruik uw computer van HP als entertainmentcentrum voor het leggen van sociale contacten met
uw webcam, het genieten en beheren van uw muziek en het downloaden van en kijken naar films. Of
sluit externe apparaten zoals luidsprekers, hoofdtelefoons, monitoren, projectoren, televisietoestellen
en op bepaalde modellen high-definition apparaten aan om van uw computer een nog krachtiger
entertainmentcentrum te maken.
Multimediavoorzieningen
Hieronder vindt u enkele van de entertainmentvoorzieningen op uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee kunt u geluid opnemen.
(2) Lampje van de webcam Aan: de webcam is in gebruik.
(3) HP TrueVision HD-webcam Met de webcam kunt u video opnemen, foto's
maken, en videoconferenties houden en online
chatten door video te streamen.
Om de webcam te gebruiken, selecteert u Start >
Alle programma's > Communicatie en chatten >
CyberLink YouCam.
24 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(4) USB 2.0-oplaadpoort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan. Via
de USB 2.0-oplaadpoort kunnen ook bepaalde types
mobiele telefoons en MP3-spelers worden
opgeladen, zelfs wanneer de computer uit staat.
OPMERKING: via een USB-oplaadpoort (ook wel
"USB-poort met eigen voeding" genoemd) kunnen
aangesloten USB-apparaten worden opgeladen. Via
standaard USB-poorten worden niet alle USB-
apparaten opgeladen of ze worden opgeladen met
een lage bedrijfsstroom. Sommige USB-apparaten
moeten worden gevoed en vereisen het gebruik van
een poort met eigen voeding.
OPMERKING: zie USB-apparaat gebruiken
op pagina 52 voor informatie over de verschillende
types USB-poorten.
(5) Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop sluit u een audioapparaat aan, zoals
optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een
hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een
televisietoestel, om het computergeluid via dat
apparaat weer te geven.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag
voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van
gehoorbeschadiging. Zie Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende
informatie over veiligheid.
(6) Audio-ingang (microfoon) Hierop sluit u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoon of monomicrofoon aan.
(7) HP Triple Bass Reflex subwoofer Produceert superieure lage tonen.
(8) Luidsprekers Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(9) USB 3.0-poorten Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan.
Deze poorten zorgen voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: zie USB-apparaat gebruiken
op pagina 52 voor informatie over de verschillende
types USB-poorten.
(10) HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een
optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisie, andere compatibele digitale
apparatuur of audioapparatuur of een high-speed
HDMI-apparaat.
25
Webcam gebruiken
Uw computer beschikt over een ingebouwde webcam, een krachtig hulpmiddel voor sociale
netwerken waarmee u in nauw contact kunt staan met vrienden en collega's bij u in de buurt of aan
de andere kant van de wereld. Met de webcam kunt u video streamen me uw
expresberichtensoftware, video opnemen en delen en foto's maken.
Om de webcam te starten, selecteert u Start > Alle programma's > Communicatie en chatten >
CyberLink YouCam.
Selecteer Start > Help en ondersteuning voor informatie over het gebruik van de webcam.
Audio gebruiken
Op uw computer van HP kunt u muziek-cd's luisteren, muziek downloaden en luisteren, audio-inhoud
van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen of audio en video mengen om multimedia te
maken. Sluit externe audioapparaten aan, zoals luidsprekers of hoofdtelefoons, om uw luisterervaring
te verbeteren.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op uw computer aansluiten door deze op USB-poorten (of audio-
uitgang) op uw computer of op een dockingapparaat aan te sluiten.
Volg de instructies van de luidsprekerfabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv) op pagina 29 voor informatie over het
aansluiten van high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voordat
u audioapparaten aansluit.
Hoofdtelefoons aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons op de hoofdtelefoonuitgang op uw computer aansluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze hoofdtelefoons of luidsprekers op uw
computer aan te sluiten.
WAARSCHUWING! zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften,
veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid.
Microfoon aansluiten
Sluit een microfoon op de microfooningang op de computer aan om audio op te nemen. voor optimale
resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op in een
omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Beats Audio gebruiken
Beats Audio is een verbeterde audiofunctie die zorgt voor diepe, gecontroleerde bastonen met
behoud van een helder geluid.
26 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Configuratiescherm Beats Audio openen
Met het Configuratiescherm Beats Audio kunt u audio- en basinstellingen bekijken en handmatig
regelen.
Om Configuratiescherm Beats Audio te openen, selecteert u Start > Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Configuratiescherm Beats Audio.
Beats Audio in- en uitschakelen
Om Beats Audio in- of uit te schakelen, drukt u op de fn-toets (1) en de b-toets-toets.
In de volgende tabel ziet u de betekenis van de pictogrammen van Beats Audio die op uw scherm
verschijnen als u de sneltoets Beats Audio (fn+b) indrukt.
Pictogram Definitie
Beats Audio is ingeschakeld.
Beats Audio is uitgeschakeld.
Geluid controleren
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
2. Wanneer het venster Geluid verschijnt, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal, en klik op de knop Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Geluidsrecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel de opname af.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid om de audio-instellingen
van de computer te bevestigen of te wijzigen.
Audio gebruiken 27
Video gebruiken
Uw computer van HP is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden en op uw computer kunt bekijken zonder
dat u toegang tot een netwerk nodig heeft.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De computer beschikt over een HDMI-poort (High-Definition
Multimedia Interface), waarop u een high-definition monitor of hd-tv kunt aansluiten.
BELANGRIJK: Controleer of het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Voor aanvullende informatie raadpleegt u de instructies van de fabrikant van
het externe apparaat.
HDMI-tv of monitor aansluiten
Om het schermbeeld op een high-definition tv of monitor weer te geven, sluit u het high-definition
apparaat volgens de volgende instructies aan.
Om een HDMI-apparaat op uw computer aan te sluiten, heeft u een apart aan te schaffen HDMI-
kabel nodig.
Ga als volgt te werk om een high-definition tv of monitor op uw computer aan te sluiten:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het high-definition tv of de monitor.
3. Druk op f4 om te schakelen tussen vier weergavetoestanden:
schermbeeld op de computer weergeven;
beeld gelijktijdig weergeven op zowel de computer als het externe apparaat;
beeld uitgespreid weergeven op zowel de computer als het externe apparaat;
beeld weergeven op het externe apparaat (tv of monitor).
Telkens wanneer u op f4 drukt, wordt de beeldschermstatus gewijzigd.
28 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
5 Toetsenbord en aanwijsapparaten
gebruiken
Op de computer is eenvoudige navigatie op het scherm mogelijk met een toetsenbord en een
aanwijsapparaat, zoals een touchpad. Bepaalde modellen hebben tevens actietoetsen of hotkeys
voor de uitvoering van veelvoorkomende taken. Met het touchpad voert u functies op het scherm uit
op dezelfde manier als u zou doen met een externe muis.
Naast de bij de computer horende aanwijsapparaten, zoals een touchpad, kunt u een (afzonderlijk
aan te schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten
van de computer.
Om de instellingen van aanwijsapparaten, de knopconfiguratie, de kliksnelheid van de muis en de
opties van aanwijsapparaten aan te passen, selecteert u Start > Configuratiescherm en typt u muis
in het zoekveld rechtsboven in het scherm. Klik op Muis.
OPMERKING: bij sommige modellen wordt het touchpad "clickpad" of "imagepad" genoemd.
30 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Toetsenbord gebruiken
Met het toetsenbord kunt u typen, en met de actietoetsen en hotkeys kunt u specifieke functies
uitvoeren. Zie Toetsen op pagina 13 voor meer informatie over het gebruik van de toetsen op het
toetsenbord.
OPMERKING: afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Toetscombinatie alt gr gebruiken
In sommige landen worden toetsenborden gebruikt met een alt gr-toets die voor speciale
toetscombinaties worden gebruikt. Om het roepie-symbool te typen met een toetsenbord waarop
deze toets aanwezig is, gebruikt u de toetscombinatie alt gr+4. Het is mogelijk dat regiospecifieke
toetsenborden in India de toetsen ctrl+shift+4 gebruiken voor het roepie-symbool.
Ga naar de website van Microsoft Office, http://www.office.microsoft.com, en zoek naar alt gr voor
meer informatie over toetscombinaties met alt gr.
Actietoetsen gebruiken
Met een actietoets voert u de aan de toets toegewezen functie uit. Het pictogram op elk van de
toetsen f1 tot en met f4, de toets f5 (alleen bepaalde modellen) en de toetsen f6 tot en met f12 geeft
de toegewezen functie voor die toets aan.
Om de functie van een actietoets uit te voeren, houdt u de toets ingedrukt.
De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze functie uitschakelen in Setup Utility
(BIOS). Zie Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken op pagina 67 voor instructies over
het openen van Setup Utility (BIOS), en volg vervolgens de instructies onder op het scherm.
Om de toegewezen functie na het uitschakelen van de actietoetsfunctie te activeren, moet u de fn-
toets in combinatie met de juiste actietoets indrukken.
VOORZICHTIG: wees uiterst voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Pictogram Toets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat zelfstudieprogramma's, informatie over
het besturingssysteem Windows en de computer, antwoorden op vragen en updates
voor de computer bevat.
Help en ondersteuning voorziet ook in hulpmiddelen voor geautomatiseerde
probleemoplossing en toegang tot de ondersteuning.
f2 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verlaagd.
f3 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verlaagd.
Toetsenbord gebruiken 31
Pictogram Toets Beschrijving
f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn
aangesloten. Als bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt
iedere keer dat u op deze toets drukt, geschakeld tussen weergave op het scherm
van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op het
computerscherm en de monitor.
Met deze actietoets kan de weergave ook worden geschakeld van en naar andere
apparaten die weergavegegevens van de computer ontvangen.
f5 Hiermee wordt de voorziening voor stralingsachtergrondverlichting van het
toetsenbord (alleen bepaalde modellen) in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: om de accuwerktijd te verlengen schakelt u deze functie uit. Om te
schakelen tussen lage, gemiddelde of hoge helderheidsniveaus drukt u op deze toets
en houdt u deze ingedrukt terwijl u op de toets pijl-omhoog of pijl-omlaag drukt.
f6 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van
een dvd of bd af.
f7 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of
hervatten.
f8 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte
van een dvd of bd af.
f9 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
f10 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder
verhoogd.
f11 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat een draadloze
verbinding mogelijk is.
Hotkeys gebruiken
Een hotkey is een combinatie van de fn-toets en ofwel de esc-toets, b-toets-toets of de spatiebalk.
Ga als volgt te werk om een hotkey te gebruiken:
Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de combinatie.
32 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Functie Hotkey Beschrijving
Systeeminformatie
weergeven
fn+esc Hiermee geeft u informatie weer over de hardwareonderdelen van
het systeem en het versienummer van het systeem-BIOS.
Instellingen voor lage tonen
regelen.
fn+bHiermee schakelt u de basinstellingen van Beats Audio in of uit.
Beats Audio is een verbeterde audiofunctie die zorgt voor diepe,
gecontroleerde bastonen met behoud van een helder geluid. Beats
Audio is standaard ingeschakeld.
U kunt de basinstellingen ook weergeven en regelen via het
besturingssysteem Windows. Ga als volgt te werk om de
baseigenschappen weer te geven en in te stellen:
Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden >
Configuratiescherm Beats Audio.
Toetsenbord gebruiken 33
Touchpad gebruiken
Het geavanceerde touchpad vervangt het traditionele touchpad en vormt een zeer nauwkeurig
bewegingsvriendelijk alternatief voor de muis. Als u de schermaanwijzer wilt verplaatsen, schuift u
een vinger over het touchpad in de richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en
rechterknop van het touchpad zoals u de betreffende knoppen op een externe muis zou gebruiken.
In tegenstelling tot een standaardtouchpad heeft het touchpad geen zichtbare linker- en rechterknop
om op te klikken. Afhankelijk van het model notebookcomputer kan het oppervlak van het touchpad
effen zijn of het kan zijn voorzien van witte of rode lijnen die de verschillende touchpadzones
aangegeven voor links- en rechtsklikken en voor bewegingen, zoals schuiven.
Touchpadbewegingen gebruiken
U past de instellingen van het touchpad en de bewegingsacties als volgt aan uw persoonlijke
voorkeuren aan:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Muis.
2. Op het tabblad Apparaatinstellingen van het paneel Muiseigenschappen selecteert u het
apparaat Synaptics ClickPad en klikt u op de knop Instellingen.
34 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Touchpad gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop van het touchpad Hiermee schakelt u het touchpad in of uit.
(2) Touchpadlampje Aan: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
(3) Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer op het scherm (ook wel
"cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het
scherm selecteren of activeren.
(4) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(5) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de richting waarin u de
aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de knoppen van
een externe muis zou gebruiken.
Touchpad gebruiken 35
Touchpad uit- of inschakelen
Om het touchpad in of uit te schakelen, tikt u snel tweemaal op de aan/uit-knop van het touchpad.
Het touchpad is uit wanneer het touchpad ingeschakeld is.
36 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Navigeren
Als u de aanwijzer op het scherm wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de
richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen.
Selecteren
Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van een
externe muis zou gebruiken.
Touchpad gebruiken 37
Touchpadbewegingen gebruiken
Het touchpad ondersteunt verschillende bewegingen (vegen, knijpen en draaien) waarmee u met uw
vingers items op het bureaublad kunt manipuleren. Om touchpadbewegingen te gebruiken, plaatst u
twee vingers gelijktijdig op het touchpad.
OPMERKING: touchpad-bewegingen worden niet in alle programma's ondersteund.
U geeft als volgt een demonstratie van een beweging weer:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Synaptics ClickPad.
2. Klik op een beweging om de demonstratie te activeren.
Ga als volgt te werk om de bewegingen in of uit te schakelen:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Synaptics ClickPad.
2. Schakel het selectievakje naast de beweging die u wilt in- of uitschakelen, in of uit.
3. Klik op Toepassen en daarna op OK.
38 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Draaien
Door te draaien kunt u items zoals foto's roteren. U draait als volgt: plaats uw linkerwijsvinger in de
touchpadzone. Beweeg de rechterwijsvinger in een veegbeweging rond de linkervinger, waarbij u van
twaalf uur naar drie uur beweegt. Voor een omgekeerde draaiing beweegt u uw rechterwijsvinger van
drie uur naar twaalf uur.
OPMERKING: draaien is standaard uitgeschakeld.
Snelle veegbeweging
Met snelle veegbewegingen kunt u op het scherm navigeren of snel door documenten bladeren.
Raak voor een snelle veegbeweging de touchpadzone aan met een lichte, snelle beweging omhoog,
omlaag, naar links of naar rechts.
OPMERKING: de snelle veegbeweging met drie vingers is standaard uitgeschakeld.
40 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
6 Energiebeheer
De computer kan werken op accuvoeding of een externe netvoedingsbron. Wanneer de computer op
accuvoeding werkt en er geen netvoedingsbron is om de accu op te laden, is het van belang om de
acculading te bewaken en op peil te houden. De computer ondersteunt energiebeheerschema's,
waarmee u instelt hoe de computer energie gebruikt en bespaart. Zo kan een evenwicht worden
bereikt tussen de computerprestaties en energiebesparing.
41
Slaapstand of sluimerstand gebruiken
Microsoft Windows kent twee energiebesparende standen, de slaapstand en de sluimerstand.
OPMERKING: op bepaalde modellen wordt de functie Intel RST (Rapid Start Technology) in de
fabriek ingeschakeld. Met Rapid Start Technology kunt u uw computer snel weer activeren.
RST (Rapid Start Technology) beheert uw energiebesparingsopties als volgt:
Slaapstand: Met Rapid Start Technology kunt u de slaapstand selecteren. Om de slaapstand te
beëindigen, drukt u op een willekeurige toets en activeert u het touchpad of drukt u kort op de
aan/uit-knop kort.
Sluimerstand: Met Rapid Start Technology kunt u onder de volgende omstandigheden de
sluimerstand starten:
Na twee uur inactiviteit als de computer op accuvoeding of op externe netvoeding werkt.
Wanneer de accu een kritiek laag ladingsniveau bereikt.
Nadat de sluimerstand is geactiveerd, drukt u op de aan/uit-knop om uw werk te hervatten.
Omdat de sluimerstand wordt geregeld door Rapid Start Technology, kunt u de sluimerstand niet
handmatig activeren.
U kunt Rapid Start Technology in Setup Utility (BIOS) uitschakelen. Als Rapid Storage
Technology uitgeschakeld is, kunt u de sluimerstandopties handmatig selecteren.
In de slaapstand wordt het scherm leeggemaakt en wordt uw werk opgeslagen in het geheugen. Op
deze manier kunt u uw werk sneller hervatten dan wanneer u de sluimerstand beëindigt. Als de
slaapstand gedurende lange tijd geactiveerd is of als de acculading een kritiek laag niveau bereikt
terwijl de slaapstand is geactiveerd, wordt de sluimerstand geactiveerd.
In de sluimerstand wordt uw werk opgeslagen in een sluimerstandbestand op de vaste schijf en wordt
de computer uitgeschakeld.
VOORZICHTIG: activeer de slaapstand of de sluimerstand niet terwijl er wordt gelezen van of
geschreven naar een schijf of een externe mediakaart. Zo vermindert u het risico van mogelijke
verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of
verlies van gegevens.
OPMERKING: wanneer de computer in de slaapstand of de sluimerstand staat, is het niet mogelijk
om netwerkverbindingen te activeren of de computer te gebruiken.
Slaapstand activeren of beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de slaapstand wordt geactiveerd als de computer enige tijd
inactief is geweest, afhankelijk van het feit of de computer op accuvoeding of een externe
voedingsbron werkt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer
van het Configuratiescherm van Windows.
42 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Als de computer is ingeschakeld, kunt u op elk van de volgende manieren de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Sluit het beeldscherm.
Selecteer Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Slaapstand.
U beëindigt de slaapstand als volgt:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
Druk op een toets op het toetsenbord.
Tik op of veeg over het touchpad.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken en de slaapstand werd geactiveerd.
OPMERKING: als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de inhoud van het scherm weer wordt
weergegeven.
Sluimerstand activeren en beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de sluimerstand wordt geactiveerd als de computer enige
tijd inactief is geweest, afhankelijk van het feit of de computer op accuvoeding of netvoeding werkt of
wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het Configuratiescherm van
Windows.
OPMERKING: bij bepaalde modellen is de voorziening Intel® Rapid Start Technology ingeschakeld
in de fabriek. Rapid Start Technology stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren als die
zich in een inactieve toestand bevindt. Omdat de sluimerstand wordt geregeld door Rapid Start
Technology, kunt u de sluimerstand niet handmatig activeren. Zie Slaapstand of sluimerstand
gebruiken op pagina 42 voor meer informatie.
Om de sluimerstand te activeren selecteert u Start, klikt op de pijl naast de knop Afsluiten en
vervolgens Sluimerstand.
Als u de sluimerstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
De aan/uit-lampjes gaan branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was
gestopt met werken.
OPMERKING: als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de inhoud van het scherm weer wordt
weergegeven.
Slaapstand of sluimerstand gebruiken 43
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaapstand of de sluimerstand:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
44 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Energiebeheerschema selecteren
Met behulp van een energiebeheerschema bepaalt u hoe de computer stroom verbruikt en kunt u
energie besparen en de prestaties optimaliseren.
De volgende energiebeheerschema's zijn beschikbaar:
Aanbevolen door HP. Dit schema zorgt voor automatisch evenwicht tussen de prestaties en
het energieverbruik.
Energiebesparing. Dit schema zorgt voor energiebesparing door de systeemprestaties en de
beeldschermhelderheid te verminderen.
Hoge prestaties. Bij dit schema wordt de voorkeur gegeven aan de prestaties. Het
energieverbruik kan hierdoor toenemen.
U kunt ook zelf een energiebeheerschema maken dat optimaal is aangepast aan de manier waarop u
de computer gebruikt.
Gebruik HP Power Manager (alleen bepaalde modellen) of het Configuratiescherm van Windows om
een energiebeheerschema te selecteren of zelf een energiebeheerschema te maken.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > HP Power Manager om HP
Power Manager te starten.
Om het onderdeel Energiebeheer in het Configuratiescherm te openen, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer. Selecteer daarna een
energiebeheerschema in de lijst.
46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Accuvoeding gebruiken
Wanneer zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op
een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. De helderheid van het beeldscherm
vermindert om accuvoeding te besparen. Een accu in de computer wordt langzaam ontladen
wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
De werktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten en andere factoren.
Accugegevens opzoeken
Help en ondersteuning biedt de volgende hulpprogramma's voor en informatie over de accu:
hulpprogramma Accucontrole in Help en ondersteuning voor het testen van de accuprestaties;
informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan teneinde de levensduur van de accu te maximaliseren;
informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit.
Om toegang te krijgen tot de accugegevens, selecteert u Start > Help en ondersteuning > Leren >
Energiebeheerschema's: .
Accuvoeding besparen
Tips voor het besparen van accuvoeding en het optimaliseren van de accuwerktijd:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Schakel draadloze apparaten uit wanneer u ze niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
deze apparatuur niet gebruikt, zoals een externe harde schijf die is aangesloten op een USB-
poort.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Activeer de slaapstand of de sluimerstand of sluit de computer af als u stopt met werken.
Accuvoeding gebruiken 47
Externe netvoeding gebruiken
Raadpleeg Installatie-instructies, die u vindt in de doos van de computer, voor informatie over het
aansluiten van de computer op netvoeding.
De computer gebruikt geen accuvoeding wanneer de computer is aangesloten op een externe
netvoedingsbron met een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel dockingapparaat.
WAARSCHUWING! gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties:
WAARSCHUWING! laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
wanneer u een accu oplaadt of kalibreert;
wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast;
wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen);
wanneer u Disk Defragmenter op computers met interne vaste schijven uitvoert;
wanneer u een back-up- of herstelactie uitvoert.
Wanneer u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
De accu laadt op.
De beeldschermhelderheid wordt verhoogd.
De vorm van het energiemeterpictogram in het systeemvak verandert.
Als u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over op accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
De vorm van het energiemeterpictogram in het systeemvak verandert.
Externe netvoeding gebruiken 49
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen)
Als HP CoolSense is ingeschakeld, detecteert de applicatie automatisch wanneer de computer
zich niet meer op een "vaste" locatie bevindt, en worden de prestaties en de ventilatorinstellingen zo
aangepast dat de temperatuur van de behuizing van de computer een optimaal comfortniveau houdt.
Als HP CoolSense is uitgeschakeld, wordt de positie van de computer niet gedetecteerd en blijven de
prestaties en de ventilatorinstellingen staan op de fabrieksinstelling. Daardoor kan de temperatuur
van de behuizing hoger oplopen dan het geval zou zijn met HP CoolSense aan.
U schakelt CoolSense als volgt in of uit:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > HP CoolSense.
2. Selecteer Aan of Uit.
50 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Inhoud van de software vernieuwen (alleen bepaalde
modellen)
Als de computer in de slaapstand staat, haalt de Intel® Smart Connect-technologie de computer van
tijd tot tijd uit de slaapstand. Smart Connect werkt vervolgens de inhoud van bepaalde geopende
applicaties bij en activeert de slaapstand weer. Dientengevolge is uw werk onmiddellijk beschikbaar
zodra u de slaapstand beëindigt. U hoeft niet te wachten terwijl de updates worden gedownload en
geïnstalleerd.
Om deze voorziening in te schakelen of om de instellingen handmatig aan te passen, selecteert
u Start > Alle programma's > Intel > Intel Smart Connect Technology.
Zie de helpfunctie van de software voor meer informatie en een lijst met ondersteunde applicaties.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: wanneer de computer wordt uitgeschakeld, gaat alle informatie verloren die u niet
heeft opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten sluit u alle geopende programma's af, waaronder het besturingssysteem,
en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort of videopoort kan worden
aangesloten;
als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
Hoewel u de computer kunt afsluiten met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het gebruik
van de opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: als de computer in de slaapstand of de sluimerstand staat, moet de slaapstand of de
sluimerstand eerst worden beëindigd, voordat u de computer kunt afsluiten.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Selecteer Start > Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete en klik daarna op het pictogram Afsluiten op het beeldscherm.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Inhoud van de software vernieuwen (alleen bepaalde modellen) 51

Termékspecifikációk

Márka: HP
Kategória: Jegyzetfüzet
Modell: ENVY 6

Szüksége van segítségre?

Ha segítségre van szüksége HP ENVY 6, tegyen fel kérdést alább, és más felhasználók válaszolnak Önnek




Útmutatók Jegyzetfüzet HP

Útmutatók Jegyzetfüzet

Legújabb útmutatók Jegyzetfüzet